In m’n vorige collumn haalde ik een liedje aan wat ik ooit in Peru heb leren zingen.
Een lied over het begin. Er is een prachtige joodse fabel over datzelfde begin.
Die gaat als volgt;
De oude rabbi onderwees zijn leerlingen uit de Thora, de boeken van Mozes.
Zijn leerlingen zaten aan zijn voeten en schreven ijverig de woorden van hun rabbi op.
Plotseling sprong één van de leerlingen op, juist terwijl de rabbi woorden uit het boek ‘Bereshith’ (in den beginne -> Genesis) citeerde.
De leerling begon te juichen en sprong enthousiast rond.
Verstoord keek de rabbi op en fronste zijn wenkbrauwen. Vlug geen de leerling weer zitten, maar de blijheid straalde van zijn gezicht en hij had duidelijk moeite zich in te houden. De rabbi hervatte zijn les en citeerde opnieuw uit de Thora. ‘En God sprak…’
En opnieuw vloog de leerling overeind, klapte in zijn handen en jubelde het uit!
De andere leerlingen keken verbaasd en ook wat geïrriteerd omdat hun klasgenoot de boeiende les zo vreemd verstoorde.
Dit herhaalde zich een paar keer. Toen vroeg de rabbi aan de leerling waarom hij steeds opsprong. Verbaasd antwoorde de leerling: ‘Maar rabbi, ziét u het dan niet? Hóórt u dan niet wat u leest? ‘En God sprák…!’
God spréékt… De afgoden in de Bijbel zijn stom… zij spreken niet… en horen ook niet.
Maar de God van Israel, is de God die spreekt. En het is er.
Jan Wit heeft daar een prachtig lied over geschreven. We zingen het in de kerk nog wel eens. ‘Grote God, Gij hebt het zwijgen – met uw eigen, met uw lieve stem verstoord’…
Ik heb nog nooit meegemaakt dat er bij het zingen van dat lied iemand in de Dorpskerk met een luide vreugdekreet opsprong. Ik zou me er eerlijk gezegd ook wat ongemakkelijk bij voelen. 😉 Maar die blijdschap van die Joodse student, bij het besef dat er een lévend woord is, een spreken van God, ja, dat herken ik wel een beetje.
Ik hoop dat er iets van die dankbare blijdschap in onze kerkdiensten te proeven zal zijn…